woensdag 9 december 2009

De Koninklijke: eindoordeel

Teleurstellend boek om een aantal redenen. Toegegeven Castien had wat pech. Zijn boek zou eerst De Zes heten (naar het aantal Nederlanders bij Real) maar daar werd deze zomer een stokje voor gestoken. Daar redt hij zich nog wel uit door een beeld te schetsen van het tergend slechte seizoen 2008-2009 (en er zit een interessant boek over sportfysiologie en psychologie verscholen in De Koninklijke.) Maar het steekt erg af bij de historische gedeeltes waar steeds tussen wordt geschakeld. De al dan niet fictieve avonturen van de neven Michél en Ramón, de eerste Barça de ander Real, zijn een andere schakel die eerst een leuk beeld lijken te geven van de Spaanse voetballiefhebber maar Castien wil Michél geforceerd sympathieker over laten komen terwijl het uiteindelijk een kleinzielige Catalaanse knuppel blijkt te zijn (de hele scene waar Ramón in Barcelona door een barman voor fascist wordt uitgemaakt is uiterst gênant en had Castien zijn woonplaats beter kunnen besparen.)

De eerdere vrees komt uit dat er teveel vanuit Cataluña wordt verhaald. Een echt boek over Real zou natuurlijk hoofdzakelijk vanuit Madrid moeten worden verteld. Castien houdt het een tijd vol maar op de helft gaat het toch mis, de moord op Barça-voorzitter Sunyol in 1936 wordt weer opgerakeld, waarom in een boek over Real Madrid? Altijd maar die gluiperige connotatie dat het meer dan een politieke moord om zoiets als voetbal ging (zoals iemand al een keer grimmig-sarcastisch opmerkte: “alsof ze terwijl ze trekker overhaalde hala Madrid! scandeerde.) Wat zou het eens verfrissend zijn om het over de effecten van Franco’s bombardementen op Madrid te hebben of de spelers van Real die niet terugkeerden na de Guerra Civil. Wanneer de standaard Barça-calimero drogredenatie “maar vanaf 1991 presteert Barça beter dan Real” langskomt is de schrijver definitief niet meer te vertrouwen.

Daarbij zijn historische fouten irritant. Madrid is de hoofdstad van Spanje geworden vanuit een beginnend modern idee van centralisatie als een van de principes van de natie-staat. Het idee dat Barcelona ooit serieus aanspraak heeft gemaakt op die status is onzin (Tordesillas, maar vooral Toledo –hoofdstad van Castilla-, Zaragoza –hoofdstad van Navarra- en heel even Sevilla en Valladolid hebben aansprak kunnen maken). Dat Madrilenen daarover een schuldgevoel zouden moeten hebben is compleet van de pot gerukt.

Een andere storende fout is de claim dat Franco bij de wedstrijd Real Madrid – Barcelona (0-5) uit 1974 is geweest. Dat zou een mooie symbolische bijkomstigheid zijn geweest, maar de enige wedstrijden van Real Madrid die Franco bezocht waren de finales van de Copa del Generalisimo. Franco was destijds al doodziek en keek jarenlang als een soort proto-Sport1 verslaafde in zijn paleis continu voetbal. Laat staan dat nooit is vast komen te staan van welke club Franco zelf fan was.

En er zijn kleine fouten. Luis Aragonés speelde nooit voor Real, Santillana’s carrière was niet meteen voorbij toen Butragueño debuteerde (zie zijn heroïsche rol in de UEFA-cup finales van de jaren ’80). Belangrijke zaken worden te snel afgehandeld (het belang van de zevende ECI) of essentiële spelers worden niet behandeld (Velázquez, Amancio, Camacho of nog veel erger, Juanito.)

Sowieso is er teveel geredeneerd vanuit het heden naar het verleden zodat het lijkt alsof er vanaf dag 1 een moordende concurrentie is geweest met Barça. In Spanje wordt aangenomen dat die rivaliteit is geboren met de 11-1 vernedering van Barça door Real in halve finale van de beker van 1943 waar daarvoor vooral Athletic Bilbao de dienst uitmaakte in het Spaanse voetbal. Zo wordt over het algemeen ook de transfer van Di Stefano teveel geanalyseerd na alle schokeffecten die hij teweeg heeft gebracht en met alle daarbij horende projecties (wat dat betreft zal Spanje nooit dichter bij een Dealy Plaza komen.)

Maar wat me eigenlijk nog het meest verbaasd is hoe moeilijk het is om Real Madrid te verhalen in een andere taal dan het Spaans. Het is me wel vaker opgevallen maar nu in boekvorm werd het me definitief duidelijk hoe een belangrijke laag wegvalt (een vergelijkbaar effect als wanneer je Franse filosofie in het Nederlands vertaald.) Een bepaalde magie valt weg waardoor alles op bijna vulgaire wijze, als een soort Voetbal International discours, concreet wordt. Ik word me meteen bewust van die narrige discussies over echte-echte Ajaxfans en andersoortige vraagstukken over authenticiteit maar ik vraag me af of de universele aantrekkingskracht die Real Madrid tegenwoordig pretendeert uit te stralen wel bestaat.

De Koninklijke is het typische product van de hedendaagse Nederlandse voetbaljournalistiek: buitenproportionele aandacht voor randzaken –bobo’s, trainers, voorzitters, clubpolitiek, emoties van toeschouwers en spelers— en weinig puur voetbal. Want wanneer je een boek over Real Madrid schrijft moet het toch gaan over de mythische duik in het stof van Zamora, moet je kunnen omschrijven hoe Molowny voetbalde, moet je verklaren waarom het elftal rond Di Stefano zo goed speelde, moet je de onmogelijke comebacks in Bernabeú centraal plaatsen. Waar is godverdomme de 6-1 tegen Anderlecht? Hoe is het mogelijk dat de laatste drie Champions League triomfen afgedaan worden als “oh ja en toen wonnen ze de Europacup.” Geen enkel drama, geen fantasie, niets van de obsessieve verwondering die bij het onderwerp hoort.