vrijdag 2 juli 2010

De Mythe van Brasil?


Vanmiddag dus Nederland - Brazilië waar ik niet geheel negatieve voorgevoelens over heb (wat betreft de mogelijkheden van Oranje) al is het zo'n wedstrijd waar van te voren weinig over is te analyseren. Het is een wedstrijd die in het moment moet opbloeien.

Laten we het daarom eens over Brazilië hebben. En dan vooral de mythe van Brazilië zoals die vanochtend in NRC.next door Guus van Holland weer heel voorspelbaar wordt opgedist. Je weet wel: samba, Pele, stranden, achterbuurten, 1970 maar nu met Europese degelijkheid. Precies het betoog waarom zoveel mensen het Braziliaanse voetbal niet meer zo sympathiek vinden. Brazilië dat is een beetje het standaard tweede elftal waar je voor bent wanneer je eigen land wordt uitgeschakeld. De té makkelijke keuze. Dat is het ambivalente ook aan de sponsoring van Nike, een commercieel sublieme zet (want grote markt wannabe's voorbij Brazilië zelf) maar ook een die het Braziliaanse elftal een ideologische doodsklap heeft gegeven. Voor Brazilië zijn is saai geworden, vulgair, net als Barça de keuze van kleine kinderen.

Er zijn echter belangrijkere diepliggende redenen waarom Brazilië een mythe van de hyperrealiteit is geworden en waarvan Nike maar gewoon het logische symbolische uiterlijk verzorgt. Brazilië speelt al jaren niet meer sympathiek en het voetbal wordt niet meer door spelers gespeeld die verwondering of sympathie afdwingen (een uitzondering als Kaká -niet in goede doen overigens- en de liefelijke Gilberto daargelaten.) Waar ging het mis?

1982 natuurlijk. Ik mocht de eerste ronde avondwedstrijden van dat WK niet zien maar mijn vader vertelde de volgende ochtend vol verbazing wat hij die avond had gezien als Brazilië speelde. Dat vertellen helpt bijna beter dan het met eigen ogen zien. Maar inderdaad toen ik Brazilië eindelijk op middagwedstrijden kon zien was ik onder de indruk van Zico, Falçao, Eder, Oscar, Junior en Sócrates. Totdat Italië een einde aan het festival maakte. Dat verlies hebben sommige voetballiefhebbers nooit goed verwerkt. Wat buiten Italië eigenlijk nooit wordt verteld is dat Italië toen een sublieme wedstrijd speelde en dat accepteren zou helpen een andere even mooie kant van het voetbal te appreciëren.

In de tijd tussen de WK's is er toen iets veranderd. Op het WK 1986 vond ik Brazilië opeens niet meer zo sympathiek. Opeens straalde ze een bepaalde hooghartigheid uit die niets meer te maken had met de vrolijkheid van voorheen. Ze vlogen er uit tegen Frankrijk (mijn beide helden Platini en Sócrates miste een strafschop). Die prachtige generatie was voorbij maar pas na het desastreuze WK van 1990 (uitgeschakeld door een matig Argentinië) ging er definitief een knop om. Brazilië leerde zakelijk voetballen en werd daarmee in 1994 eindelijk weer eens wereldkampioen. Er zitten natuurlijk altijd briljante voetballers tussen maar Romario, Rivaldo, Ronaldo heb ik altijd nare mensen gevonden. En het voetbal zelf interesseert me niet meer, vanmiddag is de eerste keer dit WK dat ik Brazilië zie spelen. Van Holland eindigt zijn stuk met het bizarre idee dat Nederland alleen een kans heeft als de arbiter blundert. Dat is juist de laatste factor die Brazilië onuitstaanbaar maakt: ze hebben nooit de scheidsrechter tegen. Zoals iemand laatst schreef: die zogenaamd charmante arbitrale dwalingen worden pas echt leuk als ze een keer in het nadeel van Brazilië, Duitsland of Italië worden genomen.

Niet dat Brazilianen deze ommekeer kritiekloos accepteren, zoals de Europese sambazeloten graag willen doen geloven. Sócrates was laatst in een interview duidelijk: "Dunga is een gaucho, uit het zuiden van Brazilië en dat zijn conservatieve mensen." Maar waarschijnlijk waren voetballers als Sócrates zelf -roker, links-democraat, afgestudeerd in de medicijnen, een lang en mager fysiek- een tijdelijke anomalie, steeds meer droom dan realiteit.