zondag 20 juni 2010

Estheticisme en het alternatief


Wat nu te denken van Oranje in zijn zakelijke fase? Misschien is het nog te vroeg om conclusies te trekken. Of speelvreugde definitief is ingeruild voor succes. En die zakelijkheid kan alleen maar succes hebben wanneer de wereldtitel gewonnen wordt, iets minder is voor deze manier van voetballen falen. Het doet me weer eens mijmeren over het Nederlands estheticisme, over Nederland en kunst, wat is schoonheid voor de polderbewoner? Ik denk dat uitzonderingen als de schilders van de Gouden Eeuw, Couperus, Viktor & Rolf daargelaten er toch een voorliefde bestaat voor een technologische schoonheid, met als favoriete uiting de technologische schoonheid ingebed in het landschap. Als ik me goed herinner is dat ook een belangrijk punt in Brilliant Orange. Totaal Voetbal als een functionele esthetiek van lijnen en bewegingen gedreven door techniek. De vergissing die er ooit is ingeslopen is dat zulke schoonheid te vergelijken is met de schilder die een losstaand kunstwerk produceert, op een gegeven moment verstrekt door het idee dat winnen misschien niet zo belangrijk is. Dat probleem met winnen is niet inherent aan het voetbalidee maar meer een sociopsychologisch probleem waar Oranje elftallen mee hebben geworsteld (waarschijnlijk omdat de professionalisering van het voetbal als instituut vrij laat heeft plaatsgevonden.)

Is het niet zo dat Italië, in vrijwel alles op een meer klassieke manier geïnteresseerd in schoonheid, het Nederlandse ethos van mooi voetballen zou moeten uitdragen? Dit is overduidelijk niet het geval en dus moeten we concluderen dat voetbal niet automatisch een continuüm vormt met kunst (of nationale esthetische voorkeuren.) Veeleer lijkt de manier van voetballen een spiegel van de sociopolitieke constellatie (ik zou bijna zeggen, Gestalt) van een land. Dan hoeft ook niet te verbazen waarom Italië en Duitsland verreweg de meest succesvolle voetballanden van Europa zijn. Zoiets als de blinde wil-tot-winnen (wat Nederland, Frankrijk, Engeland en Spanje missen) is een element dat is overgebleven uit…het fascisme.

Waarmee ik niet wil zeggen dat braveriken als Podolski of Pirlo nazi’s zijn (okay, Buffon wel) of zelfs fascistisch voetballen (dat zijn gewelddadige teams in de traditie van Estudiantes) maar dat een grondgedachte in bepaalde maatschappelijke structuren (bijvoorbeeld sport) is blijven bestaan of zo je wilt gesublimeerd. Italië is succesvol wanneer zij die wil weten te vangen in een bepaald team waarbij alle archetypen aanwezig zijn: de stoïcijnse keeper (Zoff, Buffon), de elegante maar harde verdedigers (Facchetti, Scirea, Cannavaro), de briljante nummer 10 (Rivera, Antognoni, Totti) en de goaltjesdief (Boninsegna, Rossi). Ik vermoed dat deze archetypen niet in balans zijn bij het huidige Italië en dat ze hierdoor niet ver zullen komen dit toernooi. Oranje kent die afhankelijkheid van archetypen niet maar ik betwijfel of de nieuwe zakelijkheid (als deze gewild is en niet het product van gewoon slecht spel) beklijft.

Vrijwel automatisch dringt de vraag zich dan op: is dit PVV-voetbal? Zeg maar slecht uitgevoerd fascisme. Klein, introvert, zonder esthetische gedachte, middelmatig ploeteren tegen de buitenwereld. Ze missen gelukkig die stompzinnige woede, de paranoia en zijn zo doodgegooid met mediatraining dat in een neutrale nietszeggendheid nooit meer een vijandsbeeld kan worden gezocht in die media zelf, noch media daarvoor kunnen worden gebruikt. Anders zou ik wedstrijden van Oranje meteen mijden, al moet ik bekennen dat geen Oranje-eftal mij zo weinig enthousiasmeert als het huidige. Misschien krijgt elk land dan toch het nationale elftal dat het verdient, al denk ik dat de hand van de coach uiteindelijk het zwaarst weegt. De saaie, volstrekt visieloze degelijkheid van Van Marwijk maakt het verschil met het soms elektrificerende, altijd onvoorspelbare spel van gesloten kosmopoliet Van Basten. De rehabilitatie van de laatste zal niet lang op zich laten wachten.